Achterdocht bij de voordeur

Het was al schemerig buiten. Ik was alleen thuis en zat boven gitaar te spelen. De deurbel ging. Ik legde mijn gitaar weg, liep de kamer uit, ging de trap af en zette een paar passen in de gang. Door het troebele glas van de voordeur zag ik een schim van wat een behoorlijk grote, brede kerel moest zijn, met een getinte huidskleur. Even twijfelde ik of ik wel open zou doen. Ik wist zeker dat dit niemand kon zijn die ik kende. Maar ik besefte dat deze man mij nu ook kon zien en dat het wellicht onfatsoenlijk zou zijn om weer weg te lopen en hem daar gewoon te laten staan.

Toch een tikkeltje nerveus wordend opende ik de deur. Voor me stond een Marokkaans uitziende man met inderdaad een nogal imponerend postuur. Achter hem, aan het einde van het tuinpad, zag ik nog vijf of zes mensen. Het was duidelijk dat ze bij die man hoorden. Ze staarden me allemaal aan. Ik vroeg me af wat ze van me wilden.

De eerste 21 jaar van mijn leven woonde ik in de Kievitstraat in het dorpje Reusel, een in alle opzichten hele veilige straat. Verkeer reed er nauwelijks en je zag er vrijwel uitsluitend mensen die er woonden of die bij iemand op visite kwamen. Voor zover ik me kan herinneren kwam er alleen politie als de buurvrouw weer eens had gebeld omdat buurtkinderen papieren pijltjes door haar openstaande slaapkamerraam hadden geschoten. Het was, in elk geval in die tijd, een buurt waar niet noodzakelijk de deur op slot hoefde als je even wat boodschappen ging doen. Op zich had dat ook niet zo heel veel nut, want op het gebied van inbraakpreventie was ons huis zo lek als een mandje. Als ik thuis kwam van school, mijn ouders er even niet waren en ik vergeten was een sleutel mee te nemen, dan kon ik toch moeiteloos binnenkomen. Even met een stok met een touwtje eraan hengelen in de brievenbus, of anders het bovenlicht openwrikken en met een hark het raam eronder ontgrendelen.

Ik woon nu zo’n anderhalf jaar in Eindhoven. Mijn vriendin Linda groeide hier op, een paar honderd meter van waar wij nu wonen. Toen we samen gingen wonen heeft ze het er bij mij een beetje in moeten stampen dat je hier beter wat voorzichtiger kunt zijn. De poort ten aller tijden op slot. De voordeur niet alleen in het slot gooien, maar ook nog even met de sleutel vergrendelen. ’s Nachts ook de knip erop. De achterdeur op slot als je even naar boven gaat. Allemaal dingen waar ik in Reusel eigenlijk niet eens aan dacht, maar waarvan ik wel inzie dat het midden in een stad met ruim 220.000 inwoners, die bovendien jarenlang het hoogste aantal misdaden per inwoner had van heel Nederland, verstandig is om het toch maar te doen.

En nu, in de deuropening met die boom van een kerel tegenover me, vroeg ik me heel even af of het eigenlijk wel zo slim was om hier ’s avonds de deur open te doen voor een wildvreemde. Hoe vaak is een item in ‘Opsporing Verzocht’ niet ongeveer zo begonnen?

Langzaam hief de grote man voor me zijn hand op en wees naar het sleutelgat van de half geopende voordeur.
‘Uw sleutelbos zit nog in het slot,’ zei hij kalm. Ik keek en zag inderdaad dat ik zo verstrooid was geweest om onder meer mijn huis- en autosleutel aan de buitenkant van de deur te laten hangen. Ze moeten er bijna twee uur hebben gehangen, elke voorbijganger had ze zo mee kunnen nemen. Zonder verder iets te zeggen draaide de man zich om en met zijn gezelschap liep hij weg.

Het is goed om op je hoede te zijn. Voor inbrekers, bijvoorbeeld. Voor wildvreemde mensen die ’s avond aanbellen. Maar ook als je soms je vertrouwen in de mensheid dreigt te verliezen en te achterdochtig wordt.

Eén reactie

Plaats een reactie